Over de nieuwe snelrechtprocedure in het strafrecht

 

Wat?

Artikelen 7 tot en met 9 van het wetsontwerp om justitie menselijker, sneller en straffer te maken III, voorzien een hoofdstuk in het wetboek van strafvordering over de snelrechtprocedure.

Het doel is om sneller te kunnen reageren op misdrijven die het gevoel van openbare veiligheid verstoren. Hierdoor kan zowel een gevoel van straffeloosheid bij de daders, als herhaling worden voorkomen.

Het zal meestal gaan over eenvoudige zaken waarbij er geen bijkomend onderzoek meer nodig is, zoals betrapping op heterdaad, bewijs met camerabeelden en/of feiten die de dader heeft bekend.

Het moet bovendien gaan over een verdachte die in het kader van de voorlopige hechteniswet (hierna VHW) is aangehouden. De verdachte heeft recht op bijstand van een advocaat tijdens de ondervraging. Conform artikel 16 van de VHW is deze procedure mogelijk voor feiten die een correctionele hoofdgevangenisstraf van een jaar of een zwaardere straf tot gevolg kunnen hebben.

De onderzoeksrechter moet van oordeel zijn dat het gerechtelijk onderzoek volledig is, wat hem betreft. Hij dient het dossier daartoe op vordering van de procureur des Konings mee te delen. Het akkoord van de aangehoudene wordt geacteerd in een proces-verbaal door de onderzoeksrechter. Dit gebeurt in verplichte aanwezigheid van een advocaat.

Rol van de Raadkamer

Nadat het aanhoudingsbevel, dat geldt voor ten hoogste 5 dagen, is uitgevaardigd en uiterlijk op de zitting van de raadkamer (artikel21 VHW) gaat de procureur des Konings over tot dagvaarding in snelrecht.

De raadkamer beslist over het al dan niet handhaven van de voorlopige hechtenis, overeenkomstig artikel 21, §§ 1 tot 5 VHW.

Behandeling voor de rechtbank

Na de zitting van de raadkamer beslist aan het vonnisgerecht over het lot van de voorlopige hechtenis.

De rechtbank doet uitspraak ter terechtzitting of binnen vijf dagen na de zitting.  De rechtbank kan de zaak één keer uitstellen.

De beklaagde is niet beperkt in de maatregelen die hij kan vragen. De rechtbank zal dan over de gevraagde maatregelen oordelen. Bijkomende onderzoeksmaatregelen kunnen worden gevraagd door de beklaagde, de burgerlijke partij of het openbaar ministerie. Een verzoek tot voorlopige invrijheidstelling kan bij de rechtbank worden ingediend, zodra de raadkamer de hechtenis heeft bevestigd.

Controle voorwaarden door de rechtbank

Zoals bepaald in artikel 216sexies Sv. kan de rechtbank beslissen de zaak terug te verwijzen naar het openbaar ministerie, als zij van mening is dat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 216quinquies of dat de zaak niet in staat is is om te worden behandeld volgens de snelrechtprocedure (bijvoorbeeld wegens te complex). 

In de beschikking van de rechtbank waarbij de zaak wordt terugverwezen naar het openbaar ministerie, moet het precieze tijdstip worden vermeld waarop de beschikking is gewezen.  In dat geval beslist de rechtbank bij dezelfde beschikking over de handhaving van de beklaagde in hechtenis tot aan de eventuele betekening van een bevel tot aanhouding binnen achtenveertig uur. Tegen de beschikking tot handhaving bedoeld in het tweede lid kan geen enkel rechtsmiddel worden aangewend.

De procureur des Konings neemt nadien het initiatief tot rechtstreekse dagvaarding, oproeping bij proces-verbaal of vordering van een onderzoeksrechter met het oog op een gerechtelijk onderzoek en het verlenen van een bevel tot aanhouding binnen de achtenveertig uur na de hierboven vermelde beschikking. In dat laatste geval, moet de verdachte door de onderzoeksrechter worden ondervraagd in aanwezigheid van een advocaat. Indien de onderzoeksrechter de aanhouding wenst te handhaven,  kan hij een nieuw bevel tot aanhouding uitvaardigen waarna de Raadkamer opnieuw moet oordelen binnen de 5 dagen.

Voor verdere vragen over snelrecht, contacteer onze specialisten strafrecht.

Auteur: Laurent Bracke